want telkens als ik even
knikte dat ik het wist
liet hij het water beven
en het werd uitgewist
martinus nijhoff
uit: het kind en ik, 1934.
Toen Zeus weer eens tegen haar zin een mooi meisje verschalkt had, verraadde de succesvolle koning van Corinthië, Sisyphus, aan haar vader wie de booswicht was die haar ontvoerde. Daar moest de koning zwaar voor boeten. Direct werd hij op last van de machtige Zeus door Thanatos de dood in geslingerd. Daar aangekomen wist hij met list te ontsnappen, om zijn liederlijke leven in de bovenwereld weer vrolijk voort te zetten. Maar opnieuw sloeg Thanatos toe, en ditmaal harder. Sisyphus werd in de dood gestort en veroordeeld tot het allerergste. Tot in het oneindige zou hij een rotsblok een berg op moeten duwen, want telkens als hij met uiterste krachtsinspanning bijna boven was, ontglipte de rots aan zijn greep en raasde naar beneden, waarna de vreselijke arbeid opnieuw begon.
Straf
Qua moraal is de Griekse mythologie niet erg eenduidig. Maar als je Sisyphus uit de context van dit verhaal tilt, zie je de menselijke conditie scherp afgetekend. Elke boreling is veroordeeld tot het levenslang zoeken naar de betekenis van het eigen bestaan binnen het bereik van de dood. Tot het klimmen en nooit de top bereiken, want antwoorden zijn er niet. Met het rotsblok als symbool voor ons eeuwige gissen naar wie we zijn, wat we moeten doen en waarom, en dat bizar genoeg een enkele keer ook bijna weten, rollen we uiteindelijk volkomen uitgeput in de handen van magere Hein, die we dan als een barmhartig alternatief zullen ervaren voor de kwelling van onze condition humaine. Als de Franse filosoof Albert Camus in 1940 de mythe opnieuw vertelt, als hij schetst hoe Sisyphus op deze manier werd veroordeeld tot zo’n mens te zijn als alle mensen, is er maar één passende karakteristiek voor ons leven meer mogelijk: het is volstrekt absurd.
Jos den Brok las Camus’ boek als jongen van een jaar of zeventien. De twee mogelijkheden die de schrijver biedt om aan de gevolgen van deze waarheid te ontsnappen, de zelfmoord en het spirituele, zal Jos in zijn leven beproeven, zonder nog op de Camus’ tekst terug te vallen. Het leven sleept hem erheen en er door. Het verlangen uit te breken, een moedige stap te zetten, het vertrouwde achter zich te laten, liet hem niet los. Dan dient zich opeens een weg aan die Camus niet noemt, maar die hem gaandeweg zomaar gegeven wordt, als uit het niets. De kunst.
Dageraad
Wie verlangt er niet naar terug, naar die eerste fantastische ontmoeting met een kunstwerk? Die eerste waanzinnige keer dat kleuren en vormen je lichaam van hoofd tot voeten lieten zinderen? Voor Jos gebeurde dat met het schilderij Rosy fingered dawn dat Willem de Kooning schilderde op Long Island. De kunstenaar verbeeldt het aanbreken van de dag. Dat moment waarop de zon al kleuren weeft door de atmosfeer, zich aankondigt met de teerste tinten, komt, maar er nog nèt niet is. Je hart loopt vol, al weet je niet waarmee. Je keel loopt vol, je ogen. Je staat extatisch in het onbenoembare.
Zo kwam het pad van de kunst op zijn weg. Van huis uit kwam Jos nooit met kunst in aanraking. Er was bij hem geen enkele bedding of voorbereiding. Nu zag hij meer en meer en had niets aan uitleg nodig. Een intuïtief begrijpen borrelde op. Hij was er al mee vergroeid voor hij besefte dat kunst bestond. Een performance van Servie Janssen trof hem. Op de vloer lag een raster van witte staven. De stokken werden opgepakt, opgetild, herschikt en door elkaar gegooid. Er moest iets worden gebouwd. Er was een uitgangspunt, daarop volgde een ongebreidelde energetische explosie, en dan langzaam de uitputting. Uiteindelijk zinkt de kunstenaar in elkaar bij een bundel stokken en is er niets meer. Jos herkende het verlangen om orde te scheppen, wat ook bij hem steeds in chaos ontaardde. Hij voelde de gebeurtenis in zijn merg.
Hij had er bij kunnen zijn toen Joseph Beuys in 1965, zijn hoofd bedekt met bladgoud en honing, aan een dode haas over kunst vertelde. Het is alsof hij de kennis die met deze actie werd uitgewisseld tussen kunstenaar en publiek, in zijn zintuigen meenam zonder er bij te zijn. Men kan zich over de dode materie heen tot de geest van het oude verhouden, en daar de bron van het creëren hervinden. Hij wist het.
Jos den Brok sloot aan bij de geest van de tijd, waarin kunstenaars alles met hun lichaam onderzochten en betastten, kennis lijfelijk communiceerden, zichzelf tot in elke vezel en vermogen beproevend.
Uitwissen
Hij was en is licht. Een tak die buigt en terugveert. Hij moest zoeken, twijfelen, in woede ontbranden en zich verbijten. Rusteloos. Soms wild van pijn en wanhoop. Dan weer gelouterd en sereen als een kind.
Opvallend is ook dat hij de sporen van zijn kunstenaarschap telkens uitwiste. Alles wegdeed, in het verlangen er helemaal vanaf te zijn. Maar de scheppingsdrang bleef zich opdringen. Hij stopt, verstart, overtuigd dat alles wat hij doet volstrekte onzin is; en moet dan toch weer bewegen, schilderen, tekenen, construeren, schrijven. Daarbij worstelt hij met de vraag naar zijn profiel. Wie is hij als man? Als kunstenaar? Als wezen? Series persoonlijkheden bevolken zijn hoofd. Dan is daar Het Kunstmassief. Een groep van tien scheppende geesten die elk voor een bepaald facet van zijn zelf staan. Zo is er Oswald Morave die het destructieve vertolkt. Micky van Boeyen met haar vrouwelijke kanten, Thomas Zilver die vooral abstract, lyrisch werk levert, met figuratieve elementen, Marc Antheil met zijn kleurrijke schilderingen in acryl en gouache en Christian Amorsen die driedimensionaal werk met foto’s en glas construeert.
Jos is ook de elfde persoon, die de groep als galeriehouder managet, de bankrekeningen bijhoudt en het werk naar tentoonstellingen vervoert. De verschillende individuele kunstenaars worden steeds reëler. Hun werk wordt gemaakt en gevraagd. Ze worden zelf gevraagd. De zaak dijt uit en wordt onoverzichtelijk. Hij zet er een streep onder.
Tal van dit soort projecten tekenen zijn kunstenaarschap. Het begint altijd weer opnieuw. Er is een basisidee, waarmee hij associatief aan het werk gaat. Dan zijn er ingevingen, toevalligheden, mislukkingen, esthetiek, het kan van alles zijn, waarmee het proces wordt voortgetrokken. Het loopt, tot er onrust ontstaat, wrevel en woede. Het werk wordt ballast en beklemt hem. En dan wordt de lijn weer afgebroken en het resultaat in een bevrijdend gebaar vernietigd. De ene keer radicaler dan de andere keer. Zo zijn er nog wat foto’s van performances en installaties, maar geen negatieven. Enkele tekeningen en schilderijen. Van video’s bestaat soms nog een digitaal bestand. Er is nog wat grafisch werk. Er zijn nog wat schilderingen, volgeschreven vellen, ansichtkaarten, privéfoto’s, en een kleine verzameling afbeeldingen uit kranten en tijdschriften die hem ooit troffen. Een kind begraven in fijn grind; een hand aan het hoofdje. Portretten van vrouwen. Een schilderij van een doorboorde heilige Sebastiaan. Schedels.
Doordringen
Sisyphus werd veroordeeld tot het spiegelen van het absurde gedoe van de sterfelijke mens, in zijn zware, gedreven, maar totaal vergeefse pogen de steen aan de top te krijgen; ofwel, zijn leven in objectieve zin te begrijpen als een zinvol geheel. Morgen dan. Morgen lukt het misschien. Maar het kan niet lukken. Niet en nooit. Voor wie dat ervaart is leven een vreemde en vervreemdende dwang, een onherbergzame plek, die je uitstoot en afwerpt. Telkens dooft het licht.
Dan komt het idee deze Sisyphus in het hart te treffen. Niet het duwen, maar de steen tot onderwerp te maken. De steen waarin alles wordt samengebald wat je hebt gedaan, geloofd en gewild. Die steen, die maakte dat je door bleef gaan met leven, ondanks de dood, ondanks het verscheurende besef van de vergeefsheid. Doordringen, in plaats van omhoog dwingen. Het absurde vastpakken en in duizend stukken laten vallen. Uit de tijd te breken, door te stellen dat het nergens heen hoeft, niets hoeft te zijn en niets hoeft te betekenen. Een Logboek van Tijd zonder Bestemming te maken.
Orde zit Jos in het bloed. Het is noodzakelijk in de strijd tegen het innerlijke kolken. Maar nu zal hij alles laten gaan. Nu mag hij klodderen als een kind, spitten, stampen en scheuren. Maar hij mag ook mooi maken: boomkruinen boven zich laten ruisen en een kleur laten oplichten in al zijn schoonheid en straling. Alles mag. Iets dat ‘niets’ is, mag zelfs gewoon ‘niets’ blijven. Hij beperkt zich tot superspeels, losjes en op gevoel rangschikken van fragmenten van voltooid materiaal uit al zijn gewerkte jaren. Jos mag troost vinden in een nieuw totaalwerk. Er zijn als kunstenaar, voorbij aan alle logica.
Maar structuur, hij kan er bijna niet omheen. Hij moet combineren. Maakt van één ding twee, springt dan van twee tweeluiken naar drie; Drie die samen altijd een geheel vormen. Deze opzet raakt voor hem aan De Tienduizend Dingen van de Tao:
De Tao heeft het ene gemaakt.
Het ene heeft twee gemaakt.
Twee heeft drie gemaakt.
Drie heeft de tienduizend dingen gemaakt.
Hoeveel dingen moeten er dan uiteindelijk komen? Opeens is daar het geheim van het getal vier. Niet in zijn aloude symboliek, maar alleen wat dat getal voor Jos zelf betekent. De vier en de acht staan bij hem absoluut bovenaan. De Italiaanse kunstenaar Carlo heeft het ook. De vier en niets dan de vier. Vier gaten, vier schepen, vier geweren, alles altijd in viervoud. Het hoeft geen reden te hebben, anders dan dat vier voor hem goed voelt. Ook Jos heeft van jongs af aan een voorkeur voor de vier. Moest er een snoepje verloot worden door een getal te raden? Jos zei: “vier”.
De vier is een kubus, een huis, een kader. Hij vindt er grond. Dan trekt de ordening door naar kleuren. Vier kleuren kiest hij. Zwart. Rood. Groen. Blauw. Voor vier verschillende series werken. In die kleuren ballen de onderwerpen samen. Het zijn de dood, de seks, het hart en de transformatie. Ze vormen verschillende groepen van verbeeldingen, elk met een eigen karakter en gevoeligheid. De groep die zich verhoudt tot de dood wordt gekenmerkt door begrippen als verdorren, vermorzelen, verbranden en verzinken, maar ook door stilte en kou. Bij het rode deel horen passie, muziek en bloed. Blauw is het licht en de helderheid en gaat over het doorbreken en opgaan in een andere substantie. Bij groen, het hart, gaat het over zelfonderzoek, depressie en trauma. Toch blijven de inhoudelijke lijnen door elkaar lopen. Het lijden bijvoorbeeld hoort in elke serie thuis en de dood is er ook als het gaat over seks. Het groene deel wordt gekenmerkt door verlangen en dromen, door pijn en de verbinding met de kindertijd.. Als alle krachten die de series naar boven dringen worden geduid, tekenen ze zich af in elk van de groepen. Ten slotte krijgen de series een plek in vier boeken, die bij elkaar komen in een blokvormige, rode cassette. Je bladert ze niet zo even door, door de strakke, compacte vorm waarin ze zijn opgeborgen, maar vooral niet door de intensiteit van de opeenvolgende beelden. Traagheid is geboden.
Alles
Terwijl je de inhoud tot je neemt, vorm je samen met de boeken een intieme ruimte, waarin een stortvloed aan ervaringen over je heen komt. De hevigheid beneemt je af en toe de adem, maar er zijn ook pagina’s waarbij je borst volstroomt met een eindeloze ruimte. Nee, dit werk vormt geen statement. Er wordt niets beweerd of verkondigd. Je communiceert met de verbeelde levenservaring van één uniek mens. Een wonderlijk mens, die zegt: “Ik ben alles, omdat ik alles en iedereen ben. Is er een verschil tussen mij en die steen? Mij en die boom? Mij en die voorbijganger, die zwerver, die vrouw? Niets is er of ik ben het ook.” Als hij dat zegt, denk je terug aan de verzameling kunstenaars in het Het Kunstmassief die hij allemaal zelf was. Je hoort een van de vier alter ego’s van Fernando Pessoa spreken:
I am nothing.
never have been anything.
Yet inside of me I have all the dreams of the world.
Het hart van Sisyphus vormt het concentraat van het oeuvre van Jos den Brok sinds 1979. Hier ligt de essentie. We beginnen bij het zwarte boek dat Grondloos heet en getekend wordt door angst en vuur. We gaan naar Rood , dat alle denkbare emoties in zich verenigt; een pure weerslag is van vervoering en verteerd worden.
Dan naar groen, dat November als titel heeft. In dit boek zie je steeds reflecties, diep verborgen in de beelden. We mogen naar de foto’s kijken van het kind dat hij was. Hij omarmt het, net als het kind dat hij is, en het meisje dat hij zijn hele leven al in zijn hart draagt. Het gevecht is geluwd. Hij citeert Peter Gabriel.
I caught sight of my reflection
I caught it in the window
I saw the darkness in my heart
I saw the signs of my undoing.
They had been there from the start
Dan het blauwe boek, dat als titel I come to rise in the sun draagt, en alles vloeit door elkaar. De dansende schaduwfiguren, de ladders die worden neergehaald, gebroken, en beklommen. Het rad dat wentelt. Het lijdende gezicht achter sluiers van kleur. Ze zijn gebleven, maar transformeren.
Dit is
In alle boeken staan geschreven partijen. Woorden in pen en inkt op papier, of met een vinger in de verf geschreven.
Je ziet dat ze niet bedoeld zijn om te worden gelezen. Schrijven ontsluit de weg naar je creativiteit, zei Julia Cameron, en zo gebruikt hij het. Het schrift in deze boeken blijft altijd expressie van emoties zonder naam.
Het lichaam is er heel sterk. Kruipend, zoekend in ruimten, zichzelf wegvagend of blootgesteld aan het felste licht. Het zijn destillaten van de performances waarin het zelfonderzoek centraal stond. Dan is er het kind aan de borst. Borsten, Madonna’s, de moeder die het kind koestert, het dode kind neervlijt, telkens weer. In het blauwe boek is een engel die het kind ten hemel draagt.
Er zijn veel kinderlijk getekende figuren, waarvan de handen in harten eindigen. Jos houdt een bord met het woord ‘liefde’ vast. Een heel oud, nog net niet gestorven gezicht komt over twee pagina’s. Het wordt getekend door verwachting en verlossing. Overal zijn ringen en rond tuimelende bolvormige vlekken. Skeletten, resten van röntgenfoto’s. Doden. En telkens weer verf, vlekkerig, druipend, of gestold in pasteuze massa’s. Er is geen oordeel of conclusie. Het is precies zoals bij de kunstenaar Paula Modersohn (1876-1907) die bij haar zelfportret niet anders kon uitbrengen dan Dies ist.
Vier jaren werden aan dit werk gewijd. Het was een kwelling, maar ook een geluk. Zo kon worden ervaren dat scheppen op de meest intense manier, je enige bescherming is tegen de absurditeit en de leegte. Het is dan wel geen antwoord, maar het is een manier.
Het Hart van Sisyphus markeert een eindpunt. Alles wat er over was van veertig jaar kunstenaarschap werd in dit ene omvattende object opgenomen. Met de reeksen doorgestreepte jaartallen, die in blokken zijn samengevoegd en in de beelden doorlopen of van de bladzijden afschuiven, wordt ook opgenomen wat fysiek niet meer bestaat. Ze vormen een geheel met die beeldende fragmenten van de tocht, de resten van almaar klimmen en weer neerstorten, tot het dat ene vormt, dat spreken moet. Deze series zijn absoluut zuiver. Nu is er ruimte voor een nieuw weten.
Naschrift.
Soms een enkele keer, overkomt het me weer. Die zindering die Jos voelde bij Rosy Fingered Dawn. Het gebeurde bij mij hier omdat dit een boek is, dat je in je eigen intimiteit kunt laten resoneren. Voor mij een moment van genade. 'A moment of bliss’. Vervoering is het mooiste wat een kunstenaar aan anderen kan geven.
Ans van Berkum
Kunsthistoricus, curator, publicist.